de cochon

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

de cochon

  1. (spreektaal) waardeloos, klote, pokken
    «Quel temps de cochon
    Wat een pokkenweer!
    «Cet idiot a encore fait un travail de cochon
    Die stommeling heeft er weer een zootje van gemaakt!
    «Cette gonzesse m'a fait un tour de cochon
    Dat wijf heeft me een smerige streek geleverd!
    «Il a un caractère de cochon
    Hij heeft een rotkarakter. [1]

Verwijzingen