Naar inhoud springen

død

Uit WikiWoordenboek
  • død
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord dauðr
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud død dødere dødest
o enkelvoud dødt
meervoud døde
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
døde dødere dødeste

død

  1. dood
  2. overleden
    «17. maj 2012: Den amerikanske disko-legende Donna Summer er død i en alder af 63 år.»
    17 mei 2012: De Amerikaanse disco-legende Donna Summer is overleden op de leeftijd van 63 jaar.
  3. afgestorven
  4. (figuurlijk) afgedaan, dood
  • gå død
  • død eller levende

død

  1. voltooid deelwoord van
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   død     døden     -     -  
genitief   døds     dødens     -     -  

død, g

  1. dood
  • Den enes død, den andens brød.
De een z'n dood is een ander z'n brood.
    • død
    • Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord dauðr
    • Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord dauði.
    Naar frequentie 183
    stellend vergrotend overtreffend
    onbepaald
    (sterk)
    m/v enkelvoud død dødere dødest
    o enkelvoud dødt
    meervoud døde
    bepaald
    (zwak)
    enkelvoud en
    meervoud
    døde dødere dødeste

    død

    1. dood
      «En kvinne ble ved midnatt natt til onsdag funnet død på et hotellrom i Molde.»
      Een vrouw werd woensdag om middernacht dood aangetroffen in een hotel in Molde.
    2. overleden
    3. afgestorven
    4. (figuurlijk) afgedaan, dood
    • [1]: døde ting
    dode dingen, dode zaken
    • [1]: være død og begravet
    gedaan en vergeten zijn (letterlijk: dood en begraven zijn)
    • [4]: være politisk død etter korrupsjonsskandalen
    politiek dood zijn naar een corruptieschandaal
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   død     døden     død     dødene  
    genitief   døds     dødens     døds     dødenes  

    død m

    1. (medisch) død
    2. dode
    • [2]: de levende og de døde
    de levenden en de doden
    • død
    • Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord dauðr
    • Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse woord dauði.
    stellend vergrotend overtreffend
    onbepaald
    (sterk)
    m/v enkelvoud død dødare dødast
    o enkelvoud dødt
    meervoud døde
    bepaald
    (zwak)
    enkelvoud en
    meervoud
    døde dødare dødaste

    død

    1. (figuurlijk) dood
    2. overleden
    3. afgestorven
    4. (figuurlijk) afgedaan, dood
      enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   død     døden     dødar     dødane  

    død m

    1. (medisch) dood
    2. dode