Naar inhoud springen

conserven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·ser·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ingelegde vruchten, verduurzaamde levensmiddelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1407 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord conserf conserven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

conserven mv

  1. (voeding) ingeblikt voedsel ter bewaring tegen bederf
    • Het bedrijf verwerkt groente, fruit en champignons tot conserven voor de consumentenmarkt. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
conservar

conserven

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van conservar