Naar inhoud springen

chronisch

Uit WikiWoordenboek
  • chro·nisch
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen chronischchronischer
verbogen chronischechronischere
partitief chronischchronischers-
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘langdurig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
  • afgeleid van het Griekse Χρόνος 'khronos' (tijd) met het achtervoegsel -isch [2]

chronisch

  1. voortdurend, aanhoudend, nooit helemaal genezend
    • Astma is de meest voorkomende chronische ziekte onder kinderen. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]