cessionaris
Uiterlijk
- Geluid: cessionaris (hulp, bestand)
- ces·si·o·na·ris
- In de betekenis van ‘verkrijger’ voor het eerst aangetroffen in 1650.[1]
- Leenwoord uit Frans cessionnaire, afleiding van cession, ontleend aan Latijn cessio.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cessionaris | cessionarissen |
verkleinwoord | - | - |
de cessionaris m
- (juridisch) iemand die een vorderingsrecht verkrijgt door een cessie
1. persoon die een vordering verkrijgt
- Het woord cessionaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cessionaris" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "cessionaris" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cessionaris op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be