cancel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • can·cel

Werkwoord

vervoeging van
cancelen

cancel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cancelen
    • Ik cancel. 
  2. gebiedende wijs van cancelen
    • Cancel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cancelen
    • Cancel je? 

Gangbaarheid


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
onbepaalde wijs to  cancel (VK) 
he/she/it  cancels 
verleden tijd  cancelled 
voltooid
deelwoord
 cancelled 
onvoltooid
deelwoord
 cancelling 
gebiedende wijs  cancel (VK) 
vervoeging
onbepaalde wijs to  cancel (VS) 
he/she/it  cancels 
verleden tijd  canceled 
voltooid
deelwoord
 canceling 
onvoltooid
deelwoord
 cancel (VS)ing 
gebiedende wijs  cancel (VS) 

Werkwoord

cancel

  1. overgankelijk annuleren, schrappen
  2. overgankelijk afbestellen
  3. overgankelijk (techniek) uitschakelen, onderdrukken (van ruis e.d.)
  4. overgankelijk uitsluiten
  5. overgankelijk (straattaal) uit de weg ruimen, ombrengen
  6. overgankelijk (VS) geen financiële, politieke of morele steun geven aan iemand op grond van diens controversieel geachte uitlatingen of handelingen