cancelen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- can·ce·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afzeggen’ voor het eerst aangetroffen in 1951 [1]
- Leenwoord uit het Engels
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cancelen |
cancelde |
gecanceld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
cancelen
- overgankelijk iets afgelasten
- U kunt deze overdracht niet meer cancelen.
Synoniemen
Verwante begrippen
- herroepen, ongeldig verklaren, vernietigen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord cancelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "cancelen" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cancelar |
cancelen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 8
- Werkwoordsvorm in het Spaans