cacao

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

cacaovruchten
cacao bonen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·cao
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘zaad van de cacaoboom en daaruit bereide drank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cacao -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cacaom

  1. (voeding) (drinken) product verkregen uit de bonen van de cacaoboom dat onder andere wordt gebruikt voor de bereiding van chocolade
    • In Zaandam wordt van cacao chocolade gemaakt. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

cacao

  1. cacaoboom
  2. cacaoboon


Frans

Zelfstandig naamwoord

cacao m

  1. cacao


Italiaans

Zelfstandig naamwoord

cacao m

  1. cacao


Spaans

enkelvoud meervoud
cacao cacaos

Zelfstandig naamwoord

cacao m

  1. (voeding) cacao
  2. (plantkunde) cacaoboom