bronchitis
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands

Uitspraak
- Geluid: bronchitis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bron·chi·tis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘ontsteking van de luchtpijptakken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
- afgeleid van bronchie met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bronchitis | bronchitissen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bronchitis v
- (medisch) ontsteking van de luchtpijptak
Hyponiemen
Vertalingen
1. ontsteking van de luchtpijptak
Gangbaarheid
- Het woord bronchitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bronchitis" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bronchitis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bronchitis op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be