broker
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bro·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘beursagent’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broker | brokers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
broker m
- (beroep) (financieel) iemand die voor zijn beroep potentiële kopers en verkopers samenbrengt zodat een transactie tot stand gebracht kan worden
Synoniemen
- (effecten)makelaar
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord broker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "broker" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "broker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ broker op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be