bloemenvrouwen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloe·men·vrou·wen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bloemenvrouwenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bloemenvrouw
     Het is die dikke roodkop met zijn witte haren, die de twee bloemenvrouwen mishandelde.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 31 maart 2022 Weblink bron 'n Dorpje : Typen, beelden en herinneringen in: Groot Nederland., jrg. 2 nr. 7 (juli 1904), Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, p. 684