bleekzucht

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bleekzucht    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bleek·zucht

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bleek bn  en  zucht zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bleekzucht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bleekzucht v / m

1. het saai en kleurloos zijn

   • Ook de band van vibrafonist en marimbaspeler Ben Gerritsen wist eerder op de avond in het BIMhuis verre te blijven van bleekzucht en gemakkelijk succes. Gerritsen is geen revolutionair of hemelbestormer, maar hij weet binnen de tonale en ritmische tradities gewoon frisse ideeen te opperen om niet te gaan vervelen.  
   • De man in kwestie is de jonge hertog Jean Floressas des Esseintes. Als laatste telg van een incestueus geslacht vertoont hij alle kenmerken van degeneratie: hij is bleekzuchtig, verzamelt onnutte kennis en balanceert constant op de rand van een zenuwinzinking.  

2. (medisch) bloedarmoede, anemie

Synoniemen

• [1] saai, kleurloos

Afgeleide begrippen

• [1] bleekzuchtig

Vertalingen

    2. bloedarmoede, anemie   

Engels: chlorosis (en), hypochromic anaemia (en)

Gangbaarheid

• Het woord bleekzucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bleekzucht" herkend door:

78 %	van de Nederlanders;
85 %	van de Vlamingen.