bindster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bind·ster
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van binden met het achtervoegsel -ster[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bindster | bindsters |
verkleinwoord | bindstertje | bindstertjes |
Zelfstandig naamwoord
de bindster v
- (landbouw) (beroep) (verouderd) vrouw die het gemaaide graan bijeen bindt
- Boerenkielen, knipmutsen en accordeonmuziek maken de Twentse gemoedelijkheid compleet. Even verderop zijn Jan Busscher, Bennie Veldhuis en Gerard Wassink en bindster Annie Busscher druk met de oogst. Maaien met de zig, dorsen op met de knuppel op de vloer en het kaf van het koren scheiden in de kafmolen. [2]
- En dan de dorpsklok die klept plus de forse maaiers die zich staan te bekruisen met de rappe bindsters, het lijkt op de negentiende eeuw vertolkt door iemand die in een later eeuw achteromkijkt. [3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'bindster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bindster" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Marthy Rothe 22-07-12 De tijd vliegt op oogstdag Hof Espelo
- ↑ NRC Gerrit Komrij 19 september 2002 KOST EN INWONING
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ster in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %