bigamie
Uiterlijk
- bi·ga·mie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dubbel huwelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
- afgeleid van het Griekse γάμος (huwelijk) met het voorvoegsel bi- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bigamie | bigamieën |
verkleinwoord | - | - |
de bigamie v
- het gelijktijdig met twee personen gehuwd-zijn
- Bigamie is in Nederland verboden.
1.
- Het woord bigamie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bigamie" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bigamie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bigamie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be