beo
Uiterlijk
- beo
- van Indonesisch beo, in de betekenis van ‘zangvogel’ aangetroffen vanaf 1883 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beo | beo's |
verkleinwoord |
de beo m
- (zangvogels) bepaald soort vogel, Gracula religiosa
uit de familie van de spreeuwachtigen, Sturnidae
- Het woord beo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beo" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "beo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /be:o/
bēo v
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zangvogels in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 58 %
- Prevalentie Vlaanderen 43 %
- Woorden in het Angelsaksisch
- Woorden in het Angelsaksisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Angelsaksisch