begeestering
Uiterlijk
- be·gees·te·ring
- Naamwoord van handeling van begeesteren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | begeestering | begeesteringen |
verkleinwoord |
de begeestering v
- een energiek gevoel van blije en/of emotionele betrokkenheid
- Helligen Hendrik verzorgt zondag een Oudejaarsconference in stadstheater De Bond in Oldenzaal. Humor, veel boosheid, begeestering en een vleugje melancholie komen bovendrijven in deze unieke oudejaarsvoorstelling in streektaal. [2]
- Het was *veelbetekend* hoe *elke media* *onwelwillig* reflecteerde op de krankjorume tekst van het Koningslied, over *wiens* begeestering de godganse participatiemaatschappij *zich streste*. [3]
- Bovendien, vindt hij, bestaat het woord ‘geestig’ nauwelijks meer. ,,Geestig veronderstelt een geest, iets van spiritualiteit, van begeestering. Die ontbreekt. Kleinkunst is verworden tot een aaneenschakeling van zogenaamd grappige situaties. Het is lachen om burgerlijkheid zonder iets te doorgronden. [4]
- Het woord begeestering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "begeestering" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 28-12-07 Helligen Hendrik in Stadstheater De Bond
- ↑ Tubantia 18-12-13 Een przewalskipaardenmiddel
- ↑ Tubantia Arno Gelder 05-08-17 Neerlands Hoop: 'Satire is tegenwoordig morsdood'
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be