bedrijvigheid
Uiterlijk
- be·drij·vig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrijvigheid | bedrijvigheden |
verkleinwoord | bedrijvigheidje | bedrijvigheidjes |
de bedrijvigheid v
- het bezig zijn van mensen of bedrijven, het werken, de drukte
- In de haven van Rotterdam is altijd veel bedrijvigheid.
- ▸ Het is een verleidelijk beeld, als je langs talloze kerken en kastelen rijdt, door stadjes waar geen leven te bekennen is, laat staan enige moderne vorm van bedrijvigheid. Maar daarmee misken je de dynamiek die je even goed langs de Nationale 7 aantreft.[1]
- Het woord bedrijvigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedrijvigheid" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be