Naar inhoud springen

antiquair

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·quair
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handelaar in oude kunst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1660 [1]
  • uit het Frans[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord antiquair antiquairs
verkleinwoord antiquairtje antiquairtjes

Zelfstandig naamwoord

antiquair m

  1. (beroep) iemand die handelt in oude waardevolle voorwerpen
    • De antiquair maakte vervalsingen van oude meubelen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen