akkerbouwer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: akkerbouwer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ak·ker·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘landbouwer’ voor het eerst aangetroffen in 1556 [1]
- samenstelling van akker en bouwer [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | akkerbouwer | akkerbouwers |
verkleinwoord | akkerbouwertje | akkerbouwertjes |
Zelfstandig naamwoord
de akkerbouwer m
- (beroep) (landbouw) landbouwer
- Een akkerbouwer of groententeler plant, leidt, coördineert en voert landbouwactiviteiten uit om gewassen of groenten te telen.
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord akkerbouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.