agorafobie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking

ago·ra·fo·bie

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord agorafobie agorafobieën
verkleinwoord agorafobietje agorafobietjes

Zelfstandig naamwoord

de agorafobiev

  1. angst voor openbare ruimtes met veel drukte
    • Mensen met agorafobie ondervinden bovenmatig veel angst bij het bezoeken van situaties buitenshuis.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /agɔrafɔbɪjɛ/
Woordafbreking
  • ago·ra·fo·bie

Zelfstandig naamwoord

agorafobie v

  1. (medisch) agorafobie; angst voor openbare ruimtes met veel drukte
Verwante begrippen

Verwijzingen