acrobaat

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • acro·baat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstenmaker’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord acrobaat acrobaten
verkleinwoord acrobaatje acrobaatjes

Zelfstandig naamwoord

acrobaat m

  1. (beroep) artiest die allerlei moeilijke gymnastische toeren uithaalt (vaak werkend in een circus)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen