accoucheur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accoucheur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·cou·cheur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van het Franse accoucher met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accoucheur | accoucheurs |
verkleinwoord | accoucheurtje | accoucheurtjes |
Zelfstandig naamwoord
accoucheur m
- (medisch) (beroep) iemand die accoucheert, een verloskundige
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van accoucheuse
- gynaecoloog
Gangbaarheid
- Het woord 'accoucheur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.