verloskundige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·los·kun·di·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

verloskundige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verloskundig
enkelvoud meervoud
naamwoord verloskundige verloskundigen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

verloskundige m en v

  1. (beroep) (medisch) iemand bekwaamd in de hulp bij geboortes
    • Is de verloskundige al geweest? 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be