Naar inhoud springen

aanspannen

Uit WikiWoordenboek
  • aan·span·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanspannen
spande aan
aangespannen
zwak -d


gemengd

volledig

aanspannen

  1. overgankelijk voorspannen
    • Toen het hard begon te waaien moesten we de scheerlijnen van de tent extra aanspannen. 
  2. overgankelijk (een rechtszaak) beginnen
    • Als u niet binnen 8 dagen betaalt moet ik een rechtszaak tegen u aanspannen. 
  • [2] Tegen iemand een rechtszaak aanspannen.
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be