aanslepen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en slepen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanslepen |
sleepte aan |
aangesleept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
aanslepen
- overgankelijk met moeite of in grote hoeveelheden aandragen
- Ze hadden een flinke lading brandhout aangesleept uit het bos.
- lang duren
- De discussie sleept al lang aan.
- achter zich ~: met zich meetrekken
- Ze sleepte twee kinderen achter zich aan.
Vertalingen
1. met moeite of in grote hoeveelheden aandragen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanslijpen |
aanslepen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanslijpen
- ...dat wij aanslepen.
- ...dat jullie aanslepen.
- ...dat zij aanslepen.
- ...dat wij aanslepen.
Gangbaarheid
- Het woord aanslepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanslepen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %