Naar inhoud springen

aanjagen

Uit WikiWoordenboek
  • aan·ja·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanjagen
jaagde aan
joeg aan
aangejaagd
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

aanjagen

  1. overgankelijk op het lijf jagen (angst)
     Maar het vooruitzicht om helemaal alleen daar boven te slapen joeg mij angst aan.[1]
  2. overgankelijk voortjagen (motor)
  3. overgankelijk harder doen branden
99 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be