aanbelang
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·be·lang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanbelang | aanbelangen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (verouderd) belang, interesse
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanbelangen |
aanbelang
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbelangen
- ... dat ik aanbelang.
Gangbaarheid
- Het woord aanbelang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanbelang" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ aanbelang op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 35 %
- Prevalentie Vlaanderen 81 %