Naar inhoud springen

Urkers

Uit WikiWoordenboek
  • Urk·ers

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als taalnaam.

enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Urkers - -
verkleinwoord - - -

het Urkerso

  1. geen meervoud (taal) Nedersaksisch zoals gesproken op Urk
     Het Urkers kent ook niet van die harde klanken. Daarom klinkt het zingen in het dialect prachtig.[1]

de Urkersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Urker
     Deze vis heeft nooit in de Zuiderzee gezwommen en wordt door Urkers ook niet gevangen.[2]
[1] stellend
onverbogen Urkers
verbogen Urkerse
partitief Urkers

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Urkers

  1. horend bij of met betrekking tot het Urkers (de Urker taal)
    • Hij heeft een Urkers accent. 
     Na een Friese, Koerdische en Urkerse vertaling is er nu ook een Volendamse versie van het Boekenweekgedicht van poëet Tsead Bruinja.[3]
  2. partitief van de stellende trap van Urker
     Ik heb gezocht naar iets eigens, iets Urkers, iets dat bij ons voormalige eiland hoort.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 16 december 2023 Weblink bron
    René Zeeman
    „Het Urker dialect klinkt heel melodieus” in: Reformatorisch Dagblad op Wikipedia (3 december 2013), p. 12 kol. 4/5
  2. 2,0 2,1 Bronlink geraadpleegd op 16 december 2023 Weblink bron
    M. Bogerd
    Rumoer om orka of ijsvlet

    Inwoners van Urk willen roofvis bij dorpsingang niet kwijt in: Reformatorisch Dagblad op Wikipedia (18 maart 1992), p. 19 kol. 5

  3. Bronlink geraadpleegd op 16 december 2023 Weblink bron
    Christian Sier
    “’Âige bin ik jàu niet mâir vréjmd’: Dichter Sijmen Tol vertaalt Boekenweekgedicht naar het Volendams” (19 maart 2023) op noordhollandsdagblad.nl op Wikipedia


Urkers

  1. (taal) Urkers; dialect gesproken op Urk


Urkers

  1. (taal) Urkers; dialect gesproken op Urk