Tanzunterricht

Duits

Uitspraak

• Geluid:  Tanzunterricht    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈtanʦʊntɐrɪçt /

Woordafbreking

• Tanz·un·ter·richt

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van de Duitse zelfstandige naamwoorden Tanz en Unterricht

	enkelvoud	meervoud
nominatief	der Tanzunterricht	die Tanzunterrichte
genitief	des Tanzunterrichtes des Tanzunterrichts	der Tanzunterrichte
datief	dem Tanzunterricht dem Tanzunterrichte	den Tanzunterrichten
accusatief	den Tanzunterricht	die Tanzunterrichte

Zelfstandig naamwoord

Tanzunterricht, m (meervoud zelden)

1. (dans), (onderwijs), (sport) dansles, danslessen

   «Als sie sechzehn Jahre alt war, hat sie begonnen, Tanzunterricht an Kinder und Erwachsene zu geben.»

   Toen zij zestien jaar was is zij begonnen met dansles geven aan kinderen en volwassenen.

Synoniemen

• Tanzlehrer
• Tanzlehrerin
• Tanzstunde

Verwante begrippen

• Tanzschule

Typische woordcombinaties

• Tanzunterricht geben

danslessen geven

• Tanzunterricht nehmen

danslessen nemen