Sprachatlas

Duits

Uitspraak

• IPA: /'ʃpʀaːxʔatlas/

Woordafbreking

• Sprach·at·las

Zelfstandig naamwoord

Sprachatlas m

1. taalatlas

   «Ein Sprachatlas kann z.B. aufzeigen, welche Bezeichnungen im deutschen Sprachgebiet für "Kartoffel" vorkommen.»

   Een taalatlas kan bijvoorbeeld tonen welke betekenissen in het Duitse spraakgebied voor "aardappel" voorkomen.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	der Sprachatlas	die Sprachatlasse, die Sprachatlanten
genitief	des Sprachatlas(ses)	der Sprachatlasse, der Sprachatlanten
datief	dem Sprachatlas	den Sprachatlassen, den Sprachatlanten
accusatief	den Sprachatlas	die Sprachatlasse, die Sprachatlanten