Sorbisch

Nederlands

ISO 639-2
wen

Uitspraak

• Geluid:  Sorbisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• Sor·bisch

	enkelvoud	bezitsvorm	meervoud
naamwoord	Sorbisch	-	-
verkleinwoord	-	-	-

Eigennaam

het Sorbisch o

1. geen meervoud (taal) groep Slavische talen die wordt gesproken in het oosten van Saksen en het zuidoosten van Brandenburg

Vertalingen

    1. een groep Slavische talen die wordt gesproken in het oosten van Saksen en het zuidoosten van Brandenburg   

Bretons: Sorabeg (br) Chinees: 文德语 (zh) Deens: Sorbisk (da) Duits: Sorbisch (de) o Engels: Sorbian (en) Estisch: sorbi keel (et) Fins: sorbi (fi) Frans: sorabe (fr) m Galicisch: Sorabo (gl) Hongaars: szorb (hu) Iers: Soirbis (ga) IJslands: Sorbneska (is) Indonesisch: Sorbia (id) Italiaans: sorbico (it), sorbo (it)

Japans: ソルブ語 (ja) Litouws: sorbiškai (lt) Noors: Sorbisk (no) Oppersorbisch: serbšćina (hsb) Pools: łużycki (pl) Roemeens: sorabă (ro) Russisch: лужицкий (ru) m Servisch: Лужичко-Српски (sr) Slowaaks: lužickosrbčina (sk) Spaans: sorbiano (es), sorabo (es) m Tsjechisch: lužickosrbský (cs) Waals: Sorbyin (wa) Wit-Russisch: Лужыцкая (be) Zweeds: sorbiska (sv)

Gangbaarheid

• Het woord 'Sorbisch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Duits

Zelfstandig naamwoord

Sorbisch

1. (taal) Sorbisch