Gnochelehr
Uiterlijk
- Gno·che·lehr
- Afkomstig van Duits: Knochenlehre zn
- Samenstelling van Gnoche zn "been" en Lehr zn "leer"
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Gnochelehr | die Gnochelehr | - - - | - - - |
datief | re Gnochelehr | der Gnochelehr | - - - | - - - |
accusatief | en Gnochelehr | die Gnochelehr | - - - | - - - |
Gnochelehr, v, geen meervoud
- Duits: Knochenlehre zn , v, Osteologie zn , v
- Engels: osteology zn
Categorieën:
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 10
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met IPA-weergave
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Duits
- Samenstelling in het Pennsylvania-Duits
- Zelfstandig naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Woord zonder meervoud in het Pennsylvania-Duits
- Wetenschap in het Pennsylvania-Duits