Gleed
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Gleed
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Gleed | es Gleed | - - - | - - - |
datief | me Gleed | em Gleed | - - - | - - - |
accusatief | en Gleed | es Gleed | - - - | - - - |
Zelfstandig naamwoord
Gleed, o (geen meervoud, singulare tantum)
- (kleding) kledingstuk
- (figuurlijk), meestal (dichterlijk) het verschijningsbeeld van een jaargetijde, in het bijzonder van de herfst
- «Der Haerbscht mit seinem gehle Gleed is nau bei uns.»
- De herfst met zijn gele jurk is nu bij ons.
- «Der Haerbscht mit seinem gehle Gleed is nau bei uns.»
-
[1]: Paula Abdul mit en rode Gleed
Paula Abdul met een rode jurk -
[2]: Es gleed von em Haerbscht
De kleuren van de herfst
Opmerkingen
- Duits: [1-2]: Kleidungstück, o
- Engels: [1]: garment
Opmerkingen
Categorieën:
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 5
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Kleding in het Pennsylvania-Duits
- Figuurlijk in het Pennsylvania-Duits
- Dichterlijk in het Pennsylvania-Duits