Duitse

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Duitse    (hulp, bestand)
• IPA:
  • (Noord-Nederland): /ˈdœʏ̯tsə/, /ˈdʌʏ̯tsə/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdœːtsə/

Woordafbreking

• Duit·se

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van Duits met het achtervoegsel -e

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Duitse	Duitsen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

Duitse v

1. (demoniem) een vrouw van Duitse komaf

Verwante begrippen

Demoniemen bij Duitsland in het Nederlands
inwoner: Duitser • inwoonster: Duitse • bijvoeglijk: Duits

Vertalingen

    1. een vrouw van Duitse komaf   

Afrikaans: Duitse (af) Duits: Deutsche (de) v Engels: German (en) Frans: Allemande (fr) v

Nedersaksisch: Duutse (nds) Pools: Niemka (pl) v Tsjechisch: Němka (cs) v, Němkyně (cs) v Zweeds: tyska (sv) g

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Bijvoeglijk naamwoord

Duitse

1. verbogen vorm van de stellende trap van Duits

Gangbaarheid

• Het woord Duitse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Afrikaans

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Duitse	Duitses

Zelfstandig naamwoord

Duitse

1. (demoniem) Duitse