vulkaniseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van vulkaniseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		vulkaniseren			te vulkaniseren
	toekomend		zullen vulkaniseren			te zullen vulkaniseren
voltooid	tegenwoordig		hebben gevulkaniseerd			te hebben gevulkaniseerd
	toekomend		gevulkaniseerd zullen hebben			gevulkaniseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	vulkaniserend		gevulkaniseerd			ev. vulkaniseer	mv. verouderd vulkaniseert	vulkanisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	vulkaniseer	vulkaniseert	vulkaniseert	vulkaniseert	vulkaniseert	vulkaniseren	vulkaniseren	vulkaniseren
verleden (o.v.t.)	vulkaniseerde	vulkaniseerde	vulkaniseerde	vulkaniseerde	vulkaniseerde	vulkaniseerden	vulkaniseerden	vulkaniseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal vulkaniseren	zult/zal vulkaniseren	zult/zal vulkaniseren	zult vulkaniseren	zal vulkaniseren	zullen vulkaniseren	zullen vulkaniseren	zullen vulkaniseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou vulkaniseren	zou vulkaniseren	zou(dt) vulkaniseren	zoudt vulkaniseren	zou vulkaniseren	zouden vulkaniseren	zouden vulkaniseren	zouden vulkaniseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gevulkaniseerd	hebt gevulkaniseerd	hebt/heeft gevulkaniseerd	hebt gevulkaniseerd	heeft gevulkaniseerd	hebben gevulkaniseerd	hebben gevulkaniseerd	hebben gevulkaniseerd
verleden (v.v.t.)	had gevulkaniseerd	had gevulkaniseerd	had gevulkaniseerd	hadt gevulkaniseerd	had gevulkaniseerd	hadden gevulkaniseerd	hadden gevulkaniseerd	hadden gevulkaniseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gevulkaniseerd hebben	zal/zult gevulkaniseerd hebben	zult/zal gevulkaniseerd hebben	zult gevulkaniseerd hebben	zal gevulkaniseerd hebben	zullen gevulkaniseerd hebben	zullen gevulkaniseerd hebben	zullen gevulkaniseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gevulkaniseerd hebben	zou gevulkaniseerd hebben	zou/zoudt gevulkaniseerd hebben	zoudt gevulkaniseerd hebben	zou gevulkaniseerd hebben	zouden gevulkaniseerd hebben	zouden gevulkaniseerd hebben	zouden gevulkaniseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gevulkaniseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gevulkaniseerd				er is gevulkaniseerd
verleden	er werd gevulkaniseerd				er was gevulkaniseerd
toekomend	er zal gevulkaniseerd worden				er zal gevulkaniseerd zijn
voorwaardelijk	er zou gevulkaniseerd worden				er zou gevulkaniseerd zijn
lijdende vorm gevulkaniseerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gevulkaniseerd worden			gevulkaniseerd te worden
	toekomend		gevulkaniseerd zullen worden			gevulkaniseerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gevulkaniseerd zijn			gevulkaniseerd te zijn
	toekomend		gevulkaniseerd zullen zijn			gevulkaniseerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	—	—	—	—	wordt gevulkaniseerd	—	—	worden gevulkaniseerd
verleden (o.v.t.)	—	—	—	—	werd gevulkaniseerd	—	—	werden gevulkaniseerd
toekomend (o.t.t.t.)	—	—	—	—	zal gevulkaniseerd worden	—	—	zullen gevulkaniseerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	—	—	—	—	zou gevulkaniseerd worden	—	—	zouden gevulkaniseerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	—	—	—	—	is gevulkaniseerd	—	—	zijn gevulkaniseerd
verleden (v.v.t.)	—	—	—	—	was gevulkaniseerd	—	—	waren gevulkaniseerd
toekomend (v.t.t.t.)	—	—	—	—	zal gevulkaniseerd zijn	—	—	zullen gevulkaniseerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	—	—	—	—	zou gevulkaniseerd zijn	—	—	zouden gevulkaniseerd zijn