tonsureren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van tonsureren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tonsureren | te tonsureren | ||||||||
toekomend | zullen tonsureren | te zullen tonsureren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getonsureerd | te hebben getonsureerd | ||||||||
toekomend | getonsureerd zullen hebben | getonsureerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
tonsurerend | getonsureerd | ev. tonsureer |
mv. verouderd tonsureert |
tonsurere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | tonsureer | tonsureert | tonsureert | tonsureert | tonsureert | tonsureren | tonsureren | tonsureren | |||
verleden (o.v.t.) | tonsureerde | tonsureerde | tonsureerde | tonsureerde | tonsureerde | tonsureerden | tonsureerden | tonsureerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal tonsureren | zult/zal tonsureren | zult/zal tonsureren | zult tonsureren | zal tonsureren | zullen tonsureren | zullen tonsureren | zullen tonsureren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tonsureren | zou tonsureren | zou(dt) tonsureren | zoudt tonsureren | zou tonsureren | zouden tonsureren | zouden tonsureren | zouden tonsureren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getonsureerd | hebt getonsureerd | hebt/heeft getonsureerd | hebt getonsureerd | heeft getonsureerd | hebben getonsureerd | hebben getonsureerd | hebben getonsureerd | |||
verleden (v.v.t.) | had getonsureerd | had getonsureerd | had getonsureerd | hadt getonsureerd | had getonsureerd | hadden getonsureerd | hadden getonsureerd | hadden getonsureerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getonsureerd hebben | zal/zult getonsureerd hebben | zult/zal getonsureerd hebben | zult getonsureerd hebben | zal getonsureerd hebben | zullen getonsureerd hebben | zullen getonsureerd hebben | zullen getonsureerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getonsureerd hebben | zou getonsureerd hebben | zou/zoudt getonsureerd hebben | zoudt getonsureerd hebben | zou getonsureerd hebben | zouden getonsureerd hebben | zouden getonsureerd hebben | zouden getonsureerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getonsureerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getonsureerd | er is getonsureerd | |||||||||
verleden | er werd getonsureerd | er was getonsureerd | |||||||||
toekomend | er zal getonsureerd worden | er zal getonsureerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getonsureerd worden | er zou getonsureerd zijn | |||||||||
lijdende vorm getonsureerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getonsureerd worden | getonsureerd te worden | ||||||||
toekomend | getonsureerd zullen worden | getonsureerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getonsureerd zijn | getonsureerd te zijn | ||||||||
toekomend | getonsureerd zullen zijn | getonsureerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getonsureerd | wordt getonsureerd | wordt getonsureerd | wordt getonsureerd | wordt getonsureerd | worden getonsureerd | worden getonsureerd | worden getonsureerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getonsureerd | werd getonsureerd | werd getonsureerd | werdt getonsureerd | werd getonsureerd | werden getonsureerd | werden getonsureerd | werden getonsureerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getonsureerd worden | zult getonsureerd worden | zult getonsureerd worden | zult getonsureerd worden | zal getonsureerd worden | zullen getonsureerd worden | zullen getonsureerd worden | zullen getonsureerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getonsureerd worden | zou getonsureerd worden | zou/zoudt getonsureerd worden | zoudt getonsureerd worden | zou getonsureerd worden | zouden getonsureerd worden | zouden getonsureerd worden | zouden getonsureerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getonsureerd | bent getonsureerd | bent/is getonsureerd | zijt getonsureerd | is getonsureerd | zijn getonsureerd | zijn getonsureerd | zijn getonsureerd | |||
verleden (v.v.t.) | was getonsureerd | was getonsureerd | was getonsureerd | waart getonsureerd | was getonsureerd | waren getonsureerd | waren getonsureerd | waren getonsureerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getonsureerd zijn | zult getonsureerd zijn | zult getonsureerd zijn | zult getonsureerd zijn | zal getonsureerd zijn | zullen getonsureerd zijn | zullen getonsureerd zijn | zullen getonsureerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getonsureerd zijn | zou getonsureerd zijn | zou/zoudt getonsureerd zijn | zoudt getonsureerd zijn | zou getonsureerd zijn | zouden getonsureerd zijn | zouden getonsureerd zijn | zouden getonsureerd zijn |