tonsureert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ton·su·reert

Werkwoord

vervoeging van
tonsureren

tonsureert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonsureren
    • Jij tonsureert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tonsureren
    • Hij tonsureert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tonsureren
    • Tonsureert!