Naar inhoud springen

instuderen

Uit WikiWoordenboek
  • in·stu·de·ren

instuderen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
instuderen
studeerde in
ingestudeerd
zwak -d volledig
  1. (toneel) (muziek) (dans) iets zo goed leren, oefenen en repeteren dat je het je eigen gemaakt hebt
    • Ca. 1,5 miljoen kinderen zitten in Nederland op de basisschool. Hoe leer je die zingen en muziek maken? Het probleem met muziekeducatie: iedereen vindt het leuk en belangrijk, maar scholen en juffen verdrinken in een zee van initiatieven. Terwijl de oplossing makkelijk is. Volgende week Sint Maarten? Instuderen die liedjes![2] 
    • Een groepje voetballers uit de jeugdtraining van ADO Den Haag gaat met jonge dansers van het Koninklijk Ballet een voetbalchoreografie instuderen en opvoeren.[3]  
  • uit het hoofd leren
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Mischa Spel 11 november 2015
  3. Volkskrant 21 november 2015
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be