inregelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van inregelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		inregelen			in te regelen
	toekomend		zullen inregelen in zullen regelen			te zullen inregelen in te zullen regelen
voltooid	tegenwoordig		ingeregeld			te ingeregeld
	toekomend		ingeregeld zullen			ingeregeld te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	inregelend		ingeregeld			ev. regel in	mv. verouderd regelt in	regele in (bijzin) inregele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	regel in	regelt in	regelt in	regelt in	regelt in	regelen in	regelen in	regelen in
verleden (o.v.t.)	regelde in	regelde in	regelde in	regelde in	regelde in	regelden in	regelden in	regelden in
toekomend (o.t.t.t.)	zal inregelen	zult/zal inregelen	zult/zal inregelen	zult inregelen	zal inregelen	zullen inregelen	zullen inregelen	zullen inregelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inregelen	zou inregelen	zou(dt) inregelen	zoudt inregelen	zou inregelen	zouden inregelen	zouden inregelen	zouden inregelen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	inregel	inregelt	inregelt	inregelt	inregelt	inregelen	inregelen	inregelen
verleden (o.v.t.)	inregelde	inregelde	inregelde	inregelde	inregelde	inregelden	inregelden	inregelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal inregelen in zal regelen	zult/zal inregelen in zult/zal regelen	zult/zal inregelen in zult/zal regelen	zult inregelen in zult regelen	zal inregelen in zal regelen	zullen inregelen in zullen regelen	zullen inregelen in zullen regelen	zullen inregelen in zullen regelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inregelen in zou regelen	zou inregelen in zou regelen	zou(dt) inregelen in zou(dt) regelen	zoudt inregelen in zoudt regelen	zou inregelen in zou regelen	zouden inregelen in zouden regelen	zouden inregelen in zouden regelen	zouden inregelen in zouden regelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij