Naar inhoud springen

inregelde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·re·gel·de

Werkwoord

vervoeging van
inregelen

inregelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inregelen
    • ... dat ik inregelde. 
    • ... dat jij inregelde. 
    • ... dat hij, zij, het inregelde. 

Gangbaarheid