fundus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

fundus
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • fun·dus
enkelvoud meervoud
naamwoord fundus fundi
fundussen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fundusm

  1. (anatomie) bovenste deel van de baarmoeder of koepel van de maag (fundus gastricus)
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Latijn

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Ontwikkeld uit Italisch *funðos (uit Indo-Europees *bʰudʰ-(m)n-o-s), verwant aan Nederlands bodem.

Zelfstandig naamwoord

  1. bodem
  2. stuk grond, land; landgoed
  3. grond
  4. fundering
  5. een instantie
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Overerving en ontlening
Verbuiging