dicteren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van dicteren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		dicteren			te dicteren
	toekomend		zullen dicteren			te zullen dicteren
voltooid	tegenwoordig		hebben gedicteerd			te hebben gedicteerd
	toekomend		gedicteerd zullen hebben			gedicteerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	dicterend		gedicteerd			ev. dicteer	mv. verouderd dicteert	dictere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	dicteer	dicteert	dicteert	dicteert	dicteert	dicteren	dicteren	dicteren
verleden (o.v.t.)	dicteerde	dicteerde	dicteerde	dicteerde	dicteerde	dicteerden	dicteerden	dicteerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal dicteren	zult/zal dicteren	zult/zal dicteren	zult dicteren	zal dicteren	zullen dicteren	zullen dicteren	zullen dicteren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou dicteren	zou dicteren	zou(dt) dicteren	zoudt dicteren	zou dicteren	zouden dicteren	zouden dicteren	zouden dicteren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedicteerd	hebt gedicteerd	hebt/heeft gedicteerd	hebt gedicteerd	heeft gedicteerd	hebben gedicteerd	hebben gedicteerd	hebben gedicteerd
verleden (v.v.t.)	had gedicteerd	had gedicteerd	had gedicteerd	hadt gedicteerd	had gedicteerd	hadden gedicteerd	hadden gedicteerd	hadden gedicteerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedicteerd hebben	zal/zult gedicteerd hebben	zult/zal gedicteerd hebben	zult gedicteerd hebben	zal gedicteerd hebben	zullen gedicteerd hebben	zullen gedicteerd hebben	zullen gedicteerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedicteerd hebben	zou gedicteerd hebben	zou/zoudt gedicteerd hebben	zoudt gedicteerd hebben	zou gedicteerd hebben	zouden gedicteerd hebben	zouden gedicteerd hebben	zouden gedicteerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gedicteerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gedicteerd				er is gedicteerd
verleden	er werd gedicteerd				er was gedicteerd
toekomend	er zal gedicteerd worden				er zal gedicteerd zijn
voorwaardelijk	er zou gedicteerd worden				er zou gedicteerd zijn