binnenblijven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenblijven | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnenblijven | binnen te blijven | ||||||
toekomend | zullen binnenblijven binnen zullen blijven |
te zullen binnenblijven binnen te zullen blijven | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben binnengebleven | te hebben binnengebleven | ||||||
toekomend | binnengebleven zullen hebben | binnengebleven te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
binnenblijvend | binnengebleven | ev. blijf binnen |
mv. verouderd blijft binnen |
blijve binnen (bijzin) binnenblijve | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | blijf binnen | blijft binnen | blijft binnen | blijft binnen | blijft binnen | blijven binnen | blijven binnen | blijven binnen | |
verleden (o.v.t.) | bleef binnen | bleef binnen | bleef binnen | bleef binnen | bleef binnen | bleven binnen | bleven binnen | bleven binnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenblijven | zult/zal binnenblijven | zult/zal binnenblijven | zult binnenblijven | zal binnenblijven | zullen binnenblijven | zullen binnenblijven | zullen binnenblijven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenblijven | zou binnenblijven | zou(dt) binnenblijven | zoudt binnenblijven | zou binnenblijven | zouden binnenblijven | zouden binnenblijven | zouden binnenblijven | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | binnenblijf | binnenblijft | binnenblijft | binnenblijft | binnenblijft | binnenblijven | binnenblijven | binnenblijven | |
verleden (o.v.t.) | binnenbleef | binnenbleef | binnenbleef | binnenbleef | binnenbleef | binnenbleven | binnenbleven | binnenbleven | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenblijven binnen zal blijven |
zult/zal binnenblijven binnen zult/zal blijven |
zult/zal binnenblijven binnen zult/zal blijven |
zult binnenblijven binnen zult blijven |
zal binnenblijven binnen zal blijven |
zullen binnenblijven binnen zullen blijven |
zullen binnenblijven binnen zullen blijven |
zullen binnenblijven binnen zullen blijven | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenblijven binnen zou blijven |
zou binnenblijven binnen zou blijven |
zou(dt) binnenblijven binnen zou(dt) blijven |
zoudt binnenblijven binnen zoudt blijven |
zou binnenblijven binnen zou blijven |
zouden binnenblijven binnen zouden blijven |
zouden binnenblijven binnen zouden blijven |
zouden binnenblijven binnen zouden blijven | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb binnengebleven | hebt binnengebleven | hebt/heeft binnengebleven | hebt binnengebleven | heeft binnengebleven | hebben binnengebleven | hebben binnengebleven | hebben binnengebleven | |
verleden (v.v.t.) | had binnengebleven | had binnengebleven | had binnengebleven | hadt binnengebleven | had binnengebleven | hadden binnengebleven | hadden binnengebleven | hadden binnengebleven | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengebleven hebben | zal/zult binnengebleven hebben | zult/zal binnengebleven hebben | zult binnengebleven hebben | zal binnengebleven hebben | zullen binnengebleven hebben | zullen binnengebleven hebben | zullen binnengebleven hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengebleven hebben | zou binnengebleven hebben | zou/zoudt binnengebleven hebben | zoudt binnengebleven hebben | zou binnengebleven hebben | zouden binnengebleven hebben | zouden binnengebleven hebben | zouden binnengebleven hebben |