agentův

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /agɛntuːf/

Woordafbreking

• age·n·tův

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandig naamwoord agent met het achtervoegsel -ův

Bijvoeglijk naamwoord

agentův

1. agents; eigendom van de agent

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	agentův		agentova	agentovo	agentovi	agentovy		agentova
genitief	agentova		agentovy	agentova	agentových
datief	agentovu		agentově	agentovu	agentovým
accusatief	agentova	agentův	agentovu	agentovo	agentovy			agentova
vocatief	agentův		agentova	agentovo	agentovi	agentovy		agentova
locatief	agentově / agentovu		agentově	agentově / agentovu	agentových
instrumentalis	agentovým		agentovou	agentovým	agentovými

Verwante begrippen

• agentka v
• agentský