zomervakantie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zomervakantie (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈzo.mər.va.ˌkɑn.tsi/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzo.mər.va.ˌkɑn.si/
Woordafbreking
- zo·mer·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomervakantie | zomervakanties |
verkleinwoord | zomervakantietje | zomervakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
zomervakantie v
- een lange vakantie in de zomer
- Kinderen in de lagere school hebben tussen twee schooljaren een zomervakantie van zes weken.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een lange vakantie in de zomer
Gangbaarheid
- Het woord zomervakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zomervakantie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %