zomervakanties
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zo·mer·va·kan·ties
Zelfstandig naamwoord
de zomervakanties mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zomervakantie
- ▸ We leefden in een bubbel tijdens deze zomervakanties.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers