zomersport

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomersport zomersporten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zomersportv / m

  1. (sport) buitensport die men vooral tijdens het warme seizoen beoefent
     De eerste winterse wadlooptocht werd in 1963 gehouden. Later groeide het wadlopen uit tot een populaire zomersport.[2]
     Sport Federatie Berkelland houdt vanaf 8 juli tot en met 26 augustus elke woensdagmiddag het Zomersport-programma op openluchtzwembad ‘t Vinkennest in Eibergen. Deze activiteiten zijn voor de jeugd van zes tot en met achttien jaar oud.[3]
Hyponiemen
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Lopen over bevroren Waddenzee” (07-02-2012), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “SFB brengt zomersportprogramma op zwembad 't Vinkennest in Eibergen” (03-07-2015), Tubantia