zittingsduur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zit·tings·duur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zittingsduur | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zittingsduur m
- de tijd dat iets of iemand een bepaalde functie vervult
- ▸ Het kabinet heeft in principe een zittingsduur tot aan de volgende verkiezingen, die 'binnen drie jaar' zouden moeten worden gehouden.[2]
- ▸ In de nieuwe branchecode is verder onder meer de positie aangescherpt van de raad van toezicht als hoogste toezichthoudend orgaan. De maximale zittingsduur wordt teruggebracht naar maximaal twee keer vier jaar.[3]
Synoniemen
Vertalingen
1. de tijd dat iets of iemand een bepaalde functie vervult
Gangbaarheid
- Het woord zittingsduur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Rebellenleider Centraal Afrika formeert interim-kabinet” (01-04-2013), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Hogescholen achter branchecode: onderwijs is belangrijkst” (26-11-2013), Tubantia