zittingsduur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zit·tings·duur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zittingsduur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zittingsduurm

  1. de tijd dat iets of iemand een bepaalde functie vervult
     Het kabinet heeft in principe een zittingsduur tot aan de volgende verkiezingen, die 'binnen drie jaar' zouden moeten worden gehouden.[2]
     In de nieuwe branchecode is verder onder meer de positie aangescherpt van de raad van toezicht als hoogste toezichthoudend orgaan. De maximale zittingsduur wordt teruggebracht naar maximaal twee keer vier jaar.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Rebellenleider Centraal Afrika formeert interim-kabinet” (01-04-2013), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Hogescholen achter branchecode: onderwijs is belangrijkst” (26-11-2013), Tubantia