zaligheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- za·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | zaligheid | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | zaligheid | zaligheden |
verkleinwoord | zaligheidje | zaligheidjes |
Zelfstandig naamwoord
zaligheid v
- (religie) een toestand waarin men gerechtvaardigd is tegenover God
- De zaligheid van paus Johannes Paulus II is onlangs door de huidige paus afgekondigd.
- overdrachtelijk iets geweldig fijns
- Wat een zaligheid dat je eindelijk voor dat examen geslaagd bent!
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zaligheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zaligheid" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be