witstaartsneeuwhoen
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- wit·staart·sneeuw·hoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellende samenstelling van wit bn, staart zn en sneeuwhoen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witstaartsneeuwhoen | witstaartsneeuwhoenderen witstaartsneeuwhoenders |
verkleinwoord | witstaartsneeuwhoentje | witstaartsneeuwhoentjes |
Zelfstandig naamwoord
het witstaartsneeuwhoen o
- (hoendervogels) Lagopus leucura een vogel uit de familie fazantachtigen (Phasianidae). De soort is voor het eerst in 1831 door John Richardson wetenschappelijk beschreven. De soort komt voor in het westen en noordwesten van Noord-Amerika en telt vijf ondersoorten
Hyperoniemen
- sneeuwhoenders, fazantachtigen, hoendervogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
Gangbaarheid
- Het woord 'witstaartsneeuwhoen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.